Genealogie Banning
De persoon die de genealogieën Houwertjes en Banning aan elkaar verbindt is Jan Cornelisz Banning. Hij woonde begin 17e eeuw in Assendelft. Uit de naspeuringen is gebleken dat hij stamde uit het Amsterdamse geslacht Banning.
Over de oudste generaties uit deze familie Banning, aanvankelijk geschreven als Banninck, is al het een en ander bekend. Ze zijn bijvoorbeeld beschreven in het boek "De Amsterdamsche Vroedschap" van Elias. Daarin wordt weer vaak verwezen naar eerder onderzoek van Mr. Gerard Schaep Pietersz, regent van het Burgerweeshuis in Amsterdam in de 17e eeuw. En daar wordt het link. Want Gerard Schaep was verwant aan de familie Banning, en het was in die tijd niet ongebruikelijk dat stambomen werden verfraaid met deftige, niet bestaande huwelijken om zo het eigen aanzien te vergroten. Reden dus om de vermeldingen van Schaep kritisch te bekijken. Een voorbeeld daarvan is de vermelding uit 1399 in zijn Amsterdamse regentenlijst van ene Gerrit Benning, die hij tevens als oudst bekende voorvader van het Amsterdamse geslacht Benning opvoert. In de regentenlijst van Colijn en, meer recent, van Dudok van Heel/De Melker, komt deze Gerrit Benning niet voor en dit maakt Schaep's vermelding twijfelachtig. Schaep vermeldt ook dat deze Gerrit Benning getrouwd zou zijn geweest met Baert Verburch Adamsdr, een vermelding die evenmin met tegenwoordig beschikbare bronnen kan worden bevestigd.
Oudste vermeldingen in Amsterdam
Laten we eens kijken naar de oudste vermeldingen over deze familie in de originele stukken. De familienaam komt voor het eerst in Amsterdam voor in het jaar 1416, wanneer ene Jan Gerrit Bannincxz zich verplicht tot het betalen van pacht op het door hem bewoonde huis op de noordhoek van de Coppe Lanensteeg aan de windmolenzijde, gelegen tussen de erven van Peter Egbertsz en IJsebrant Heijnricxz, en strekkende van het IJ tot het erf van Aechte, de weduwe van Vrederick Poelmans (regestenlijst van het oud archief van het burgerweeshuis te Amsterdam, charter 212). Deze steeg bestaat tegenwoordig niet meer, maar lag ter hoogte van de huidige Beurspassage, een steeg tussen de Nieuwendijk en het Damrak schuin tegenover de Bijenkorf. Later blijkt dat Jan ook de helft van het huis op de zuiderhoek van de Coppe Lanensteeg in zijn bezit heeft. Hoe Jan de huizen in zijn bezit heeft gekregen is onduidelijk. De Melker stelt in zijn artikel over de Coppe Lanensteeg (Amstelodamum 1994) dat Jan, of een naaste verwante, mogelijk tot de erfgenamen behoorde van Coppe van der Laan, die het huis halverwege de 14e eeuw in zijn bezit had. Maar enig bewijs hiervoor zijn we nog niet tegengekomen.
Wat het beroep was Jan Gerrit Bannincxz en waar hij vandaan kwam weten we niet. Vast staat dat hij uiterlijk in 1439 is overleden, want dan wordt zijn weduwe Elisabeth genoemd als eigenares van het huis op de zuiderhoek van de Coppe Lanensteeg. Ze wordt dan bijgestaan door priester Jan Banninc. In 1456 blijkt het bezit te zijn overgegaan in de handen van Gerrit Jan Bannincxz. We gaan ervan uit dat zowel priester Jan Banninc als Gerrit Jan Bannincxz kinderen waren van Jan Gerrit Bannyncx. Priester Jan Banninc komen we in 1452 nog tegen. Hij blijkt priester te zijn in de Onze-Lieve-Vrouwen parochie, ofwel de Nieuwe Kerk. In dat jaar heeft hij tevens de functie van memoriemeester, de beheerder van de fondsen van de zielenmissen. Hij woonde vlakbij de Nieuwe Kerk (archief Nieuwe Kerk, rentebrief 23.6.1454, inv.231). Zijn broer Gerrit, die dan Gerrit Banninc wordt genoemd, was koopman. Vermoedelijk verdiende hij zijn geld in de lakenhandel. In de jaren '60 van de 15e eeuw komen we Gerrit tegen in de functie van schepen. Zijn kinderen Gaeff en Jan woonden ook vlakbij de Nieuwe Kerk. Gaeff overleed vrij jong en liet bij zijn vrouw een zoon Gerrit na, die ook vrij jong overleed. Gaeff's broer Jan, die lakenhandelaar was, trouwde met een dochter van schout Jacob Hendrick Auwelszzn. Zijn nageslacht komen we daarna nog vaak tegen in de Amsterdamse magistratuur.
Detail van de kaart van Amsterdam, door Cornelis Anthonisz gemaakt begin 16e eeuw. Centraal treffen we de Plaets en de Damsluis, die nu tezamen de Dam vormen. Rechts daarvan het toenmalige stadhuis. In het huizenblok tussen het stadhuis en de Nieuwe Kerk vinden we aan het eind van de 15e eeuw de belangrijkste bezittingen van de familie Banning. De Coppe Lanensteeg, waar de oudst bekende voorvader uit het geslacht Banning woonde, lag tussen de Nieuwendijk en het Damrak, ter hoogte van de toenmalige brug over het Damrak.
Banden met Assendelft
Al vroeg in de 15e eeuw zijn er banden tussen de plaatsen Amsterdam en Assendelft. Hoe dat precies zat is onduidelijk. Het kan zijn dat Jan Gerrit Bannincxz, of iemand uit zijn naaste familie, uit Assendelft afkomstig was. Heel gek was dat niet, want in die tijd trok Amsterdam met zijn groeiende handel veel mensen uit de directe omgeving aan. Het kan echter ook zijn dat het door landaankopen in Assendelft voor familieleden aantrekkelijk werd om er zich te vestigen.
De band met Assendelft blijkt uit meerdere bronnen, onder meer uit een schoutsbrief uit het jaar 1480. De brief, opgesteld door schout Garbrant Claesz en voorzien van diens zegel, bekrachtigt transport van half die buijtcaijcx ven, gelegen in de ban van Assendelft in bannen weer, dat wordt verkocht door Jan Claes Banninckzoen, voor hemzelf en voor zijn erven, aan Jan Banninck en Gaef Gherijt Banninckzoenen, belend door Aecht Jan Bannincks weduwe met haar kinderen aan de noortoostzijde en door Pieter Bouwesz en Sijmon Jan Willemsz aan de zuidwestzijde, en van welke transactie Gherijt Baertsz en Jan Rolofsz getuige zijn. Dat we deze schoutsbrief in de collectie aantreffen van de familie De Merode is opmerkelijk omdat hij geen verband lijkt te hebben met de andere charters, die veelal betrekking hebben op de families Van de Boekhorst, Van Bronckhorst en Korff.
Schoutsbrief aangaande verkoop van de buijtcaijcx ven in bannen weer te Assendelft, opgesteld door schout Garbrant Claesz op 10 januari 1480. De schoutsbrief maakt deel uit van een verzameling charters die oorspronkelijk toebehoorde aan de familie De Merode (zie tevens J.C. Kort, Stukken van de familie De Merode, vroeger op kasteel Salmonsart, gepubliceerd in Ons Voorgeslacht 1984; het land wordt in die publicatie vermeld als berit caijcxven in banenweer maar dat is naar de huidige inzichten niet langer houdbaar). Met dank aan Arenberg Foundation voor het beschikbaar stellen van de scan.
Waar het verkochte land gelegen heeft te Assendelft is niet helemaal duidelijk. Vast staat dat we het moeten zoeken in het gedeelte van Assendelft ter hoogte van de kaaik, een water ten westen van het dorp zelf, dat ten zuiden werd begrensd door de vliet en ten noorden door de ban van Krommenie. Voor determinatie kunnen we gebruik maken van inv.65 van het polderarchief van Assendelft, opgesteld van het eind van de 16e eeuw, in welk register de landeigenaren worden opgesomd van de weren in het woudvierendeel, kerkvierendeel en het broekvierendeel. Daarin treffen we inderdaad een bannen weer aan, dat ten zuiden werd begrensd door mannen weer en ten noorden door 't smaeijers weer. In het bannen weer bevond zich juist ten westen van de kaaik de huijerven (huurven), groot in het geheel 2960 roeden, waarvan de ene helft werd gebruikt door Willem Mathijsz en de andere helft door Dirck Jansz. Het ten land ten noorden daarvan, liggende in 't smaeijers weer, werd tot bannen weer gerekend, dus zullen we voor de noordbelending in het ten noorden daarvan gelegen weer moeten kijken, te weten in pieters weer, dat volgens inv.65 toebehoorde aan Neel Remmen. Ten zuiden werd het de huurven in mannen weer begrensd dor land dat in het bezit was van Bouwen Claesz.
Een andere mogelijke locatie voor het in 1480 verkochte land is het weer dat blijkens de transportakten bekend stond als schout gabben weer en nadien als jan banningen weer, gelegen net ten zuiden van de kerkbuurt van Assendelft. Ten westen van de kaaik in dat weer treffen we het landbezit van Jan Corffmaker, die het land in 1580 koopt van Trijn Jan Broersen, en daar benoorden van, in hetzelfde weer, het land van Nelle, de weduwe van Willem Jan Broersz. Beide stukken land maakten oorspronkelijk deel uit van land waarin ook Jan Heijnricxz Peet en Claes Claesz Schouten een deel bezaten. Vermoedelijk gaat het bij Claes Claesz Schouten en Jan Broerssen om kinderen van Claes Schouten die, gezien diens geschatte geboortejaar, een zoon zou kunnen zijn van Garbrant Claesz. Ten zuiden van jan banningen weer lag claes maerts weer, waar juist ten oosten van de kaaik het land genaamd marcx ven lag, volgens inv.65 van het polderarchief in het bezit van Aellidt Peet en van Cornelis Claes Jan Roen.
De akte uit 1480 maakt het aannemelijk dat de in het jaar 1416 genoemde Jan Gerrit Bannincxz naast de zoons Jan en Gerrit ook een zoon Claes heeft gehad. Hij was vermoedelijk eveneens de vader van Garbrant Claesz, die schout was van Assendelft en die in 1480 de hierboven afgebeelde schoutsbrief heeft opgesteld, en met zekerheid van Jan Claesz Banning, van wie we vermeldingen zijn tegengekomen in Amsterdam en Haarlem. Tenslotte is het zeer waarschijnlijk dat Jan Gerrit Bannincxz ook nog een vierde zoon genaamd had, genaamd Sijmon Jan Bannincxz, van wie we een vermelding zijn tegengekomen in het archief van het Zijlklooster te Haarlem. Het land dat Sijmon bezat lag eveneens in de kerkbuurt van Assendelft. Het blijft vooralsnog onduidelijk of Sijmon nakomelingen heeft gehad. Wellicht is hij de vader geweest van Jan Banninck, die getrouwd was met ene Agatha. Zij wordt in de hierboven genoemde akte uit het jaar 1480 als belendende grondbezitster genoemd.
Zelfs in 1503 zijn de banden tussen Amsterdam en Assendelft nog niet verbroken, getuige een charter die zich bevindt in het archief Heereman van Zuydtwijck, gedeponeerd in het Nationaal Archief in Den Haag. Het betreft hier de verdeling van de bezittingen van Jan Gerritsz Banninck die getrouwd was de dochter van de Amsterdamse schout Jacob Hendrick Auwelszzn. Klik hier om de transcriptie van deze tekst te bekijken. Ook archief van de Grote Raad van Mechelen, tegenwoordig berustend in het Nationaal Archief in Brussel, blijkt een waardevolle bron. In het register Beroepen uit Holland nr. 316 treffen we Willem Benninck aan, zoon van Jan Benninck Claesz, die omstreeks 1519 met Willem Kerstantsz procedeert over de nalatenschap van Willem's grootmoeder Margriet Claes, weduwe van Claes Banninck, die later trouwde met Gerrit Claesz van Westzaenden. Klik hier om transcripties uit dit register te bekijken. De gevonden informatie maakt duidelijk dat de familie Banning in de 15e eeuw veel bezittingen had boven het IJ.
Nog verder terug?
De vraag die zich opdringt is uiteraard: zal nieuw onderzoek meer aan het licht kunnen brengen over nog oudere generaties van deze familie Banninck/Banning. Vast staat dat we hier met een met een familie te maken hebben die de nodige bezittingen had. Dat maakt de kans dat er iets gevonden kan worden uiteraard groter. Het probleem dat opdoemt is echter dat het aantal bronnen uit de 14e eeuw en van daarvoor zienderogen afneemt. Het zal lastig worden om de vondsten, mochten deze er al zijn, met zekerheid aan elkaar te knopen zijn.
Wie de boeken erop naslaat zal al snel stuiten op oude vermeldingen uit saksische streken. In 1356 wordt gesproken van het goed Banninc te Lochem. In 1382 wordt melding gemaakt van het goed Banninch in Hengelo (Gelderland). Drie jaar later komen we de eerste vermelding tegen van het "goet to Banninck" in het vlak bij Deventer gelegen buurschap Essen. Tenslotte wordt in 1421 melding gemaakt van het grote Banninck in de plaats Harfsen. Mogelijk dat deze boederijen ooit zijn bewoond door personen met de naam Banno of Banne. Een vroege vermelding komen we ook tegen in Gent, waar halverwege de 15e eeuw zeker Alexander Bening werkzaam was. Diens zoon Simon, die in Brugge woonde, was een verdienstelijk miniaturist, wiens werk we op het internet kunnen terugvinden.
Maar voordat in die richtingen wordt gedacht is het ook goed om dichter in de buurt van Assendelft en Amsterdam te kijken. Reconstructie van het landbezit daar zou meer familierelaties aan het licht kunnen brengen. De oudste Haarlemse bronnen leveren ook treffers op. In het fundatieboek van het begijnhof van Haarlem, ontsloten door Jef van den Bergh, maakt melding van begijn Katrijn Dirc Bannyncsdochter, ook genoemd Katrijn Dirc Bennincs. Zij zou zijn overleden op 31 juli 1409. De Haarlemse transportregisters vermelden vanaf het jaar 1484 meermalen zekere Jacob Heijn Bannincxz, ook Jacob Hendricxz Banninck genoemd. In het archief van de kerkmeesters van de sint bavo treffen we in het jaar 1421 de melding van zekere Vroutgen Benninc maghet [ongehuwde vrouw] en in het jaar 1455 zekere Pieter Claesz Benninc. Niets daarvan lijkt aan te sluiten op de hier behandelde familie Banninck maar het toont aan dat de familienaam in de westelijke Nederlanden vaker voorkwam.
De genealogie
De genealogie Banning behandelt de oudste generaties Banning uit Amsterdam en de gehele Assendelver tak van de familie. Klik hier om naar de genealogie te gaan.