Charter uit het Archief Heereman van Zuydtwijck, Algemeen Rijksarchief, inv.371 d.d. 23 januari 1503, betreffende akte van scheiding en deling tussen Jan Jansz Banninck, zijn broer Gerrijt Jansz Banninck en zijn zuster Katerine Jans Banninck gehuwd met Frans Claes Heijnensz
Wij […] Dircx ende […] scepenen in Aemstelredam oirconden ende kennen dat wij gehandelt gesien gaende ende gevisiteert hebbende een cedulle in papiere van seke[re] afscheijdinge van erffenisse, gans gaeff ongegancelleert ende met suspect in dingen van have. Idem zoe wij conden bemerckende scrijvende van woirde tot woirde soe hier navolgent Jan Banninck scout van Aemstelredame Gerijt Banninck Frans Claes Heijnensz als man ende voicht van Katerine mijn geechte wive suster van Jan ende Gerijt Banninck voirsz doen kondt ende maken kennelijck dat wij minnelick, broederlick van malcander geschift ende gescheijden zijn van alle die goeden die ons bij vader moeder, Gerijt Banninck onse neefve, onse oudevader Jacop Henricksz in zijn tijt scout van Aemsterdam ofgecomen ende aftergelaten zijn hoedanich die wesen mogen ende dat in manier inde nae verclaert. Inden eersten dat ick Jan Banninck hebben en behouden sal tmijnen vrijen eijgen dat huijs erfve met het huijs ant kerckhoff after anden hoff vant groote huijs gelegen dat opden hoeck staet van de kerckstege gerijckt betimmert ende beheijmpt staet. Behoudelick dat daer op sal staen dertich gouden rijnsche gulden sjaers. Noch tot Aemsterveen Ruijssesteijn met het lanthuijs werff boomgaert, mit Wouter ouwe huijs werff, die Kathuijsers saet barch ende smale weer ende dit gehieten behoudelijck dat op die ghenen staet tot die papelijcke prove van Aemsterveen een halfve gulden sjaers met all dat tot dese huijsinge behoort. Noch over die Aemstel bruijck peter hell die acker. Noch vrouw Buijsen lant half tot Meerhuijsen, gelt samen lvii rijnsche gulden sjaers. Noch tot Meerhuijsen twe opgaende woen mette huijs tot Meerhuijsen geheten braeck saet ende een huijs an die aemsterveenschewech bewoent Valck gelt, samen acht ende vijftich gulden. Des gaet hier af van drie ackers die in dit lant andere luijden toebehoren tot jaers negen rijnsche gulden. Ende noch een ende dertich rijnsche gulden ses centen daert mede beswaert is xviii ende een. Noch op Jan Cupers huijs drie gouwe gulden sjaers, op Egmont Binnen vijf pond groten sjaers, op Egmont op der Zee vijf pond groten sjaers, noch op Warmenhuijsen 5 pond groten sjaers vijf rijnsgulden, all losrenten, op Claes die Coster tAssendelft een pond groten sjaers, op die stede van Aemsterdam sjaers seven pond groten. Hier tegen sal hebben ick Gerijt Banninck inden eersten dat steenen huijs over de wijtkerckstege behoudelijck dat daer op staet twee gulden hollants ende xxv stuivers hollants, dertich gouden gulden ter lossinge xvi en een, op Stijnt Modders huijs xviii andries gulden sjaers, op Jan Banninck onse neefs huijs lant after den Dam, op Nool Tijssings huijs vier gouden wilhelmus schilden, op Ael Peters Rijcken huijssinge vijf gouden gulden, op Alcmaer negen pond groten ende op Egmont op der Zee vijf stuiver, op Willem van Rijck elf pond groten, op Aemsterdam sjaers vier pond groten, noch een pont groten thien stuivers losrente al naer vuijtwijsinge de principale brieve daer af sijnde, noch tot Vuijtgeest basgens ven gelt xvi pond groten, Gerijt Neelssen lant negen pond groten tot Assendelft, noch Jan Petersz negen pond groten, noch Peter Jan Roloffsz bruijckt sjaers xviii pond groten, Dirck Oughersz tot Wessanen xii pond groten, noch een thuijn placht onse ouders te horen naeste Bruijn die Brouwer in Jan Roen patt. Hier tegens sal ick Frans Claesz inden name van Katerine Jan Banninck mijn geechte wijf hebben inden eersten dat thuijs op die Plaetse genoompt die Clock behoudelijck dat daer op sal staen xiii wilhelmus schilden xviiii ende een ter lossinge, noch op Louw Dolmans huijs twe gouden gulden sjaers, op Warmenhuissen sjaers vijftich pond groten, op Huijsduijnen sjaers vijf pond groten, op Marten Vernomen ende Jacob Vernomen zijn broeder xiii pond groten sjaers tot Slooterdijck een stucke lants sjaers vijf pond groten, op Aemsterdam sjaers vijf thien gulden, noch tot Castricum bruijckt Jacop Evertsz xiii rijnsgulden sjaers, tot Assendelft bruijckt Sij Megen viii rijnsche gulden, noch Jan Meijnartsz sjaers negen rijnsche gulden. Tot Wessanen bruijckt Dirik Gerijtsz een ven xii rijnsgulden sjaers, an die Koech bruijcken Manck Gerijts kinderen vier ende een halfven rijnsche gulden, noch Jan IJfven ven sjaers xii rijnsche gulden, noch een thuijn placht ons vader toe te horen naest onsse oude vaders die scouten thuijn, noch op die stede van Aemsterdam ses andries gulden sjaers twe gouden nobelen, noch in de pijlstege twe wilhelmus schilden outtijgen, noch vijf gouden gulden in de kalverstrate losrenten, ende dat all nae inhout ende brieven. Ende noch onse oude vaders thuijn naest die voirn thuijn gelegen. Item soe hebben wij noch xxv pond groten sjaers xv en een ter lossing op Brugge ende hondert rijnsche gulden sjaers op Leijden lijfrente die wij gemeen hebben ende elx tsijn af ontfanct als daer betalinge om gaet. Item soe houden wij noch gemeen ende onghedeelt an lant elf pond groten, bruijck Gerit Barentsz noch drie pond groten, bruijck Dirck Barentsz noch vijf rijnsche gulden de selve Dirck Barentsz tot Nijewedam bij Assendelft, noch te Aemsterveen een stuck lants gemeen met meester Willem Andriesz, noch tot Wessanen vijf rijnsche gulden sjaers, ande Koech verswegen lant, noch acht wilhelmus schilden ten ? van onse heer oom ? Peter, op der stede noch twe rijnsche gulden sjaers, op ons susters lijf op de stede, noch een gouden nobel op der stede. Des zijn wij schuldich Gerijt Barentsz vijfftich pond groten, Griete sijn dochter vijftich pond groten, Claes Stoop soe veel als hem ? van dat toeseggen van drie ofte vier acker lants dat hij hadde an tlant after Ruijssesteijn, dat onse vader van hem gecoft heeft, noch zijn wij schuldich aen onse nicht Nijesgen elcx sjaers twe rijnsche gulden lijfrente onse heer oom xviii wilhelmus schilden sjaers lijfrente, noch IJtgen sjaers tot hoir lijf xx rijnsgulden, noch tselfde dat ? van ons coept nae luijden dit rekeninge daer af sijnde. Ende met deser deelinge ende scheijdinge zijn wij an allen zijden wel te vreden geweest ende schelden elcx ander dair af quit, belovende malkander eerst dat dese voirsz schulden verlijdt oft vereenicht zijn hier malcander goede vaste brieven af te geven. Aldus gedaen ten huijsse van Jan Banninck daechs van onsen vrouwen dach ? anno xv. Dit ter oirkonde hebben wij elcx onze name oft hanteijken hier onder geset. Aldus onser geteijkent, Jan Banninck Geret Banninck Frans Claesz. Ende want dit tegenwoirdich vidimus oft transcriptie van den voirsz cedullen getrocken daertegens gecollationeert soet behoert mit dier van woirde tot woirde bevonden is, accorderende soe hebben wij schepenen voirsz des toirconde hier beneden ende an een dese geijckt onse zeghelen an gehangen. Gegeven op den drieentwintigsten dach januarij [..]
Charter uit het Archief Heereman van Zuydtwijck, Algemeen Rijksarchief, inv.372 anno 1534, Testament van Jan Benningh
In Nomine Domini Amen. Condt ende kennelijckende enen ijgelijck dat ic Jan Benninck, raedtsheer voor mijn testament vuijterste wil bespreck disponeren off ordonneren zoe ick begeer ende wil dat die goeden dier ick mitte doot ruijmen sal gaen erffven, verdeijlen ende vergeven zullen worden, gewilt getesteert, besproicken, gedisponeert, geordonneert hebben, ende wil, testeert, bespreeck, disponere ende ordonnere dat hijer nae volcht ende wederroepende alle voorgaende dispositien, testamenten ende maeckinghe soedaenich die moghen zijn oft geschiet waren voor den dach van huijden. Ende inden eersten wil, instituere ende maeck tot mijn erffgenamen Cornelis, Jacob ende Jan Benninck mijn drije broeders zoonen ende Lijs, Neel, Stijn ende Cornelis Fransz mijn vijer susters kinderen, ende bij gebreke van eenich van hem dies kindt off kinderen in stede van des doode vader off moeder welverstaende dat mijn voorsz vier susters kinderen nemen ende ontfangen zullen tgeen dat Jan ende Gerrijt Banninck haer broeders competeren soude indijen ic die nijet geperteneert hadde maer als dandere mede gesustineert ende tot mijn erffgenamen gemaect als ick dandere doe, behoudelijck dat mijn voorsz vijer susters kinderen gehouden sullen wesen die voorsz Jan ende Gerrit Benninck hair broederen jairlicks vuijt te reijcken die vruchten van zoe veel als zij in heur stede van mijn erffenisse genomen ende ontfangen zullen hebben, heur leven lanck geduerende ende nijet langer, behoudelijck oick dat off Jan off Gherrijt eenich echte kindt off kinderen achterlaeten, dat die selve vier mijn susters kinderen voorsz schuldich sullen zijn dat kindt ofte kinderen vuijte keeren tgedeelte dat zij in die stede van dies doode vader off vaders van mijn erffenisse ontfangen zullen hebben behoudelijck dat dat kindt off die kinderen tselve dat zij zoe zullen mogen wijgeren nijet en sullen mogen verwerpen vergeten off [slecht leesbaar] gevrijghen? zal moeten erffven, ende besterven in dies kindt off kinderen naeste erfgenamen van Frans Claes Heijnen ende Trijn Jan Bennincx heur doode oude vader ende moeder gecomen ende staen sullen blijven onder die voochdije van heurluijden vaders vrunden tot haer mondige jaeren ende dat zij bij die gerechte van Amsterdam gekent zullen zijn wijs genomen zelffs voocht te wesen. Item wil ick dat Jacob, Jan, Gerrijt, Jan ende Stijn ende Cornelis Fransz elicxs voor vuijt zullen hebben van mijn goeden een halff dosijn croesen als Cornelis, Lijs ende Neel gehadt hebben. Item voort wil ick dat men die clare susteren binnen Amsterdam geven eens hondert gulden. Item noch Hans Reijers dochter nae mijn wijff genoempt eens hondert gulden. Item noch salmen Nel Frans dochter mijn nicht mit mij wonende gheven eens ses pondt vlaems die zij geven zal een die tot haer sal comen ende mit begraeven? lijsteijcken? sal maicken om daer mede ghedaen te werden als ick die dat ? hebben dat te doen zonder dat Nel voorsz gehouden wordt ijemandt te noemen. Item noch zalmen gheven Nelle ende Trijn Claes Roden kinderen elcxs een hondert gulden ende mijn tabbert van het watermolen boeijer?. Item om meenichfuldige diensten die Nel Franssen dochter die met mijn woent mij dagelijcx doet nijettegenstaende dattet een van mijn gesustineerde erffgenamen wil ic dat men haer sal geven vijerhondert gulden onvermindert haer deelinge deel erffenisse ende daer toe maeck ick haer noch alle mijn imboedel ende huijsraed ? van het haer ende mijn gemenge ? eensdeels ver? Item noch wil ick dat men geeft der steede Amsterdam hondert gulden eens tot der fabrijck behoeff. Voort wil ick dat men alle mijn schulden, legaten, hoedanich die zijn off ? mogen ende al dat men onder mijn handtscrift off andere cedullen makelijck toebinden sal bij mijn nae date van desen gescreven, gemaict off geordonneert te wesen off besproicken bij cedulle terstont ende sonder vertreck?, sal in alder manieren off hijer in bescreven stondt waer ic tge? gelooft wel gegeven hebben. Item noch wil ick dat men de Kij Mat? als mijn natuijrlijck hadde gheeft een schoon en jonck paert van omtrent hondert gulden ? ende bidden in mijn naem off ic hem nijet ? daegentelijck gedient mach hebben als in wel behoort hadde off ije? in ? mach hebben dat hij mijnder zielen dat wel vergeten ? eenich ? Alzoe mijn wijff doen zij leefde ende ic onse ses oude zilveren schalen ende zes lepelen die de nijewe kerk inge? binnen Amsterdam plegen te halen op hoochtijden tot dienst der ? om mijn mede te administreren die voorsz nijewe kerk nae onse doot toegedicht ende ge? hebben zoe wil ic dat nijettegenstaende dat ick alle testamenten bij mij voor dit testament wederroepen hebben dat men nochtans dialog voorsz neijwe kerk de voorsz schilden ende lepelen zal gheven. Christoffel mijn natuijrlijcke zoon maeck ic ende wil dat men hem geeft in de somer? mijn huijsinge staende recht buijten Amsterdam opten amsteldijck genoempt vallenburch mit die helft van thijen maden lants, streckende van de hoffstede off tot op ende weteringe daer de cathuijsers dander helft off toebehoort ende alsnoch de drije deelen van twintich maden lants recht onder de weteringe achter tvoorsz lant liggende ende tander vierendeel de cathuijsers meede toebehoort, streckende van den weteringe tot op de haerlemmer met hoe groot ende cleijn als ? van oudts gelegen es ende ende mijn pachters plegen te gebruijcken zal leggen, ? den ? van Asmterdam met zijn dijck [onleesbaar] twee pondt groote vlaems tsjaers losrente met achtijen penningen een ter lossinge opt selve lant staende die hij Christoffel voort ? gehouden wordt te betaelen tot hij die gelost sal hebben. Alnoch maecke ic Jasper mijn natuijrlijcke zoon te betaelen vuijt mijn goeden die ic achterlaeten sal zeven pondt groote tsjaers lijffrtenten zoe lange hij leven sal ende nijet langer ten ware dat hij man werde ende bij raede van drije off vijer van zijn naeste vrunden ende magen van zijn vaders zijde huwelijckte ende kindt off kinderen ? ende achter ? zoe wil ick dat de voorsz zeven pondt groot vlaems tsjaers zullen losrente wesen ter lossing met achtijen penningen een ende bij zijn overlijden op den erffven ende sterffven ? zijn kinderen, maer off dat kindt offf die kinderen zonder kindt off kinderen offlivich worden sonder voort kindt off kinderen achterlaeten dat alsdan de voorsz zeven pondt groot vlaems zullen wederom als liffrenten wesen ende geacht worden ende sterven ende erffven bij mijn naeste erffgenamen inder tijt wesende ende behoudelijck dat hij Jasper noch zijn kinderen die voorsz zeven pondt groot vlaems tsjaers off lijffrenten off losrente zijnde zoet zal mogen gebueren de voorsz renten int geheel off int deel met ? off zullen mogen vercoopen, vervreemden off alieneren [onleesbaar] altijd zullen moeten erffven ende bespreecken ende naest mogen van [onleesbaar]. Ende alsoe Claes Boelesz man van Nelle Frans dochter mijn nichte in zijn leven mijn renemeester was ende in mijn naem diversche penningen voor mijn verschoten heeft gehadt ende thuijs opten hoeck van de nijewe kercksteghe geheel van nijews heeft doen maecken bij mijn bevele zoe dat ic hem bij eijnde van rekening merckelijke somme van penningen schuldicj bleeff verclaere ende ? bij desen dat ick Nelle zijnder huijsvrouwe nae zijn doot in voldoeninge ende betaelinge vandijen onder mijn handt ende hanteijcken opgedragen ende quijtgeschouden hebbe drije gouden nobelen tsjaers eeuwiche renten staende doude haenkens huijsinge in Amsterdam ende noch omtrent ses ende een halve made landt tot Sloterdijck gelegen, willende tselve zijn volcomen effect te sorteren sonder ijemants wederseggen. Verclare voort dat die twee cameren bij de vertrocken broers staende after die die voorsz Nell Claes Boelesz noch van mij gecoft? heeft ende ? ende wel betaelt heeft ende wil dat men haer daeromme nijet mogelijck ende dat zij in ? manieren noch om eenige rekeninge van ? die zij van mijne ? gehadt heeft hoet zijn mach want zij mijn daer van ? als wel vereenicht heeft ende tgenen te [onleesbaar]. Verclaere voort affirmerende bij mijne ? ende eede dat alsoe die voorsz Nelle Frans dochter tot mijnder behoeff ende begeerte hijer voormaels tot heuren lijve op henne goeden gehael ende haer selven bezwaert heeft met vijftijen rinsgulden tsjaers losrenten achtijen penningen een daer off ic die penningen in mijn proffijt genooten ende bekeert hebbe dat ick daerom ende daer voor in voldoeninge haer in ende over die betaelinge vandijen haer op gedragen ende quijtgeschouden hebbe alsulke ? ende een halve gulden tsjaers acht op den penningen een ter last als ick sprekende hebbe op zekere huijsinge op ? tuijn gemaect in Amsterdam plach te wesen ende over die ? vandijen sprekende hebbe op de selve huijsinge ende tuiijn ende wil dat zij die sal houden ende gebruijcken eijgentlijck ende eerstelijck sonder ijemants wederseggen. Ende omme dit testament vuijterste wil ofte hoement noemen mach ter ? te leggen ende ter effecte te brengen ordonnere ende maeck ick tot mijn testamenteurs ende executeurs van dees ? deersamen Cornelis Benninck mijn neeff, Mr Pieter Colijn ende Nelle Franssen dochter mijn nich hem in heure hande stellende alle die goeden die ick mitter doot ruijmen sal om daer mede dat te mogen volbrengen, biddende ende begerende zij dat getrouwelijck willen doen als ick hem betrou ende in gelijck ic eenich hem geven doen soude kenne god ende ordonnere datmen Mr Pieter Colijn voor zijn moijten ge? sal een ? silver tot een croese te doen maecken biddende hij daer mede te vreden wil wesen. Welck voorsz dispositie bescreven inde cedullen voorn Jan Benninck voorsz zijnde te zijn zijn uterste wille willende die selve vast sterck ende van waerde te zijn nae ? testament ofte codicillen ofte ander alse alderbest ? vast van geestelijck ende waerlijck rechte ofte van goede ? weghen souden mogen subsisteren daer toe ? rechte hem hulpe ende ? windt zijne ? getuicht sulcxs te geschieden ende daeromme wil zulcx volcomen hebben nijer wederstaende eenige rechten ple? statuijten ofte consti? in contrarie doende [etc.]